Informasie oor die woord insmeren (Nederlands → Esperanto: ŝmiri)

Sinonieme: besmeren, doorsmeren, smeren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɪnsmerə(n)/
Afbrekingin·sme·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) smeer in(ik) smeerde in
(jij) smeert in(jij) smeerde in
(hij) smeert in(hij) smeerde in
(wij) smeren in(wij) smeerden in
(jullie) smeren in(jullie) smeerden in
(gij) smeert in(gij) smeerdet in
(zij) smeren in(zij) smeerden in
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) insmere(dat ik) insmeerde
(dat jij) insmere(dat jij) insmeerde
(dat hij) insmere(dat hij) insmeerde
(dat wij) insmeren(dat wij) insmeerden
(dat jullie) insmeren(dat jullie) insmeerden
(dat gij) insmeret(dat gij) insmeerdet
(dat zij) insmeren(dat zij) insmeerden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
smeer insmeert in
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
insmerend, insmerende(hebben) ingesmeerd

Voorbeelde van gebruik

Smeer de dun gesneden groente in met olijfolie.

Vertalinge

Deenssmøre
Duitsschmieren
Engelsanoint; smear; grease
Esperantoŝmiri
Faroëesmutra; smyrja
Finsvoidella
Fransenduire; étaler; étendre
Katalaansungir; untar
Noorssmøre
Portugeesbesuntar; friccionar; lambuzar; lubrificar; rebocar; ungir; untar
Saterfriesklaadje; öäsje; smeere
Spaansengrasar; untar
Thaiทาม
Tsjeggiesmazat; namazat