Informasie oor die woord tijgen (Nederlands → Esperanto: ekiri)

Sinonieme: opstappen, op weg gaan, weggaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtɛi̯ɣə(n)/
Afbrekingtij·gen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) tijg(ik) toog
(jij) tijgt(jij) toog
(hij) tijgt(hij) toog
(wij) tijgen(wij) togen
(jullie) tijgen(jullie) togen
(gij) tijgt(gij) toogt
(zij) tijgen(zij) togen
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) tijge(dat ik) toge
(dat jij) tijge(dat jij) toge
(dat hij) tijge(dat hij) toge
(dat wij) tijgen(dat wij) togen
(dat jullie) tijgen(dat jullie) togen
(dat gij) tijget(dat gij) toget
(dat zij) tijgen(dat zij) togen
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
tijgtijgt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
tijgend, tijgende(zijn) getogen

Voorbeelde van gebruik

Hij borg de ham en de kaas op en opnieuw togen ze op pad.
In januari toog ik met collega’s naar landgoed De Paltz in Soest, dat naar verwachting begin 2014 opengaat voor publiek.

Vertalinge

Duitslosgehen; aufbrechen; loslaufen; losfahren; starten; ins Rollen kommen
Engelsstart out; set off; start
Esperantoekiri
Faroëesfara til gongu
Franspartir
Portugeespôr‐se a caminho; pôr‐se em marcha
Spaansarrancar; partir; salir
Wes‐Friesôfsette; ôfstekke