Informasie oor die woord trekken (Nederlands → Esperanto: tiriĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈtrɛkə(n)/
Afbrekingtrek·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) trek(ik) trok
(jij) trekt(jij) trok
(hij) trekt(hij) trok
(wij) trekken(wij) trokken
(jullie) trekken(jullie) trokken
(gij) trekt(gij) trokt
(zij) trekken(zij) trokken
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) trekke(dat ik) trokke
(dat jij) trekke(dat jij) trokke
(dat hij) trekke(dat hij) trokke
(dat wij) trekken(dat wij) trokken
(dat jullie) trekken(dat jullie) trokken
(dat gij) trekket(dat gij) trokket
(dat zij) trekken(dat zij) trokken
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
trektrekt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
trekkend, trekkende(zijn) getrokken

Voorbeelde van gebruik

Het leger zou van plan zijn via Kramatorsʹk naar het zuidelijker gelegen Horlivka te trekken.

Vertalinge

Esperantotiriĝi