Informasie oor die woord opbiechten (Nederlands → Esperanto: konfesi)

Sinonieme: bekennen, erkennen, toegeven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpbixtə(n)/
Afbrekingop·biech·ten

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) biecht op(ik) biechtte op
(jij) biecht op(jij) biechtte op
(hij) biecht op(hij) biechtte op
(wij) biechten op(wij) biechtten op
(jullie) biechten op(jullie) biechtten op
(gij) biecht op(gij) biechttet op
(zij) biechten op(zij) biechtten op
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) opbiechte(dat ik) opbiechtte
(dat jij) opbiechte(dat jij) opbiechtte
(dat hij) opbiechte(dat hij) opbiechtte
(dat wij) opbiechten(dat wij) opbiechtten
(dat jullie) opbiechten(dat jullie) opbiechtten
(dat gij) opbiechtet(dat gij) opbiechttet
(dat zij) opbiechten(dat zij) opbiechtten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
biecht opbiecht op
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
opbiechtend, opbiechtende(hebben) opgebiecht

Voorbeelde van gebruik

Nu moet ik opbiechten dat ik mij schuldig heb gemaakt aan een grappig tijdverdrijf, een soort gedachtenspelletje als het ware.

Vertalinge

Afrikaanserken; bieg; bely
Deensbekende; tilstå
Duitsanerkennen; gestehen; eingestehen; zugeben; bekennen; beichten
Engelsconfess
Esperantokonfesi
Fransavouer
Italiaansconfessare
Papiamentsrekonosé
Portugeesconfessar; professar; reconhecer
Saterfriesanärkanne; gestounde
Spaansconfesar; declarar
Sweedsbekänna
Wes‐Friesbelide; tajaan