Informasie oor die woord bezitten (Nederlands → Esperanto: proprieti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈzɪtə(n)/
Afbrekingbe·zit·ten

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) bezit(ik) bezat
(jij) bezit(jij) bezat
(hij) bezit(hij) bezat
(wij) bezitten(wij) bezaten
(jullie) bezitten(jullie) bezaten
(gij) bezit(gij) bezat
(zij) bezitten(zij) bezaten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) bezitte(dat ik) bezate
(dat jij) bezitte(dat jij) bezate
(dat hij) bezitte(dat hij) bezate
(dat wij) bezitten(dat wij) bezaten
(dat jullie) bezitten(dat jullie) bezaten
(dat gij) bezittet(dat gij) bezatet
(dat zij) bezitten(dat zij) bezaten
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
bezittend, bezittende(hebben) bezeten

Vertalinge

Engelsown
Esperantoproprieti
Nederduitsbesitten