Informasie oor die woord afzwenken (Nederlands → Esperanto: turniĝi)

Sinonieme: draaien, wentelen, zwenken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfsʋɛŋkə(n)/
Afbrekingaf·zwen·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) zwenk af(ik) zwenkte af
(jij) zwenkt af(jij) zwenkte af
(hij) zwenkt af(hij) zwenkte af
(wij) zwenken af(wij) zwenkten af
(jullie) zwenken af(jullie) zwenkten af
(gij) zwenkt af(gij) zwenktet af
(zij) zwenken af(zij) zwenkten af
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) afzwenke(dat ik) afzwenkte
(dat jij) afzwenke(dat jij) afzwenkte
(dat hij) afzwenke(dat hij) afzwenkte
(dat wij) afzwenken(dat wij) afzwenkten
(dat jullie) afzwenken(dat jullie) afzwenkten
(dat gij) afzwenket(dat gij) afzwenktet
(dat zij) afzwenken(dat zij) afzwenkten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zwenk afzwenkt af
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
afzwenkend, afzwenkende(zijn) afgezwenkt

Voorbeelde van gebruik

Tien minuten later zwenkte hij van de hoofdweg af.

Vertalinge

Afrikaansdraai
Duitssich drehen
Esperantoturniĝi
Jiddisjדרייען; װענדן
Latynvertire
Luxemburgsdréinen
Maleisbelok; berbelok; pusing; putar
Noorsvende; snu
Poolsobracać się
Russiesвертеть; вращать
Skots-Gaeliestionndaidh
Tsjeggiesobrátit