Informasie oor die woord kledij (Nederlands → Esperanto: vestoj)

Sinonieme: goed, kleding, kleren, tooi

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/kleˈdɛi̯/
Afbrekingkle·dij
Geslagvroulik

Voorbeelde van gebruik

„Allemachtig, meneer”, mompelde hij, verblind door de kleurigheid mijner kledij.
Glawen vond de gepaste kledij al klaarliggen op het bed.
Hij had zijn vier kinderen meegenomen, die in traditionele Oekraïense kledij waren gestoken.

Vertalinge

Afrikaansklere
Deensklæder; tøj
DuitsKleider; Klamotten
Engelsclothes; array
Esperantovestoj
Fransvêtements
Hongaarsruházat
Katalaansroba
Maleispakaian
Noorskledning
Papiamentspaña
Portugeesroupas
SaterfriesKlodere
Spaansropa
Sranankrosi
Swahilinguo
Sweedsbeklädnad; klädedräkt; kläder; klädsel
Thaiเสื้อผ้า
Tsjeggiesšaty
Turkselbise
Wes‐Friesklaaiïng; klean