Informasie oor die woord spellen (Nederlands → Esperanto: alfabetumi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈspɛlə(n)/
Afbrekingspel·len

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) spel(ik) spelde
(jij) spelt(jij) spelde
(hij) spelt(hij) spelde
(wij) spellen(wij) spelden
(jullie) spellen(jullie) spelden
(gij) spelt(gij) speldet
(zij) spellen(zij) spelden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) spelle(dat ik) spelde
(dat jij) spelle(dat jij) spelde
(dat hij) spelle(dat hij) spelde
(dat wij) spellen(dat wij) spelden
(dat jullie) spellen(dat jullie) spelden
(dat gij) spellet(dat gij) speldet
(dat zij) spellen(dat zij) spelden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
spelspelt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
spellend, spellende(hebben) gespeld

Vertalinge

Deensstave
Duitsbuchstabieren
Engelsspell
Esperantoalfabetumi
Noorsstave
Sweedsstava
Yslandsstafa