Informasie oor die woord benemen (Nederlands → Esperanto: forpreni)

Sinonieme: afnemen, afpakken, weghalen, wegnemen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈnemə(n)/
Afbrekingbe·ne·men

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) beneem(ik) benam
(jij) beneemt(jij) benam
(hij) beneemt(hij) benam
(wij) benemen(wij) benamen
(jullie) benemen(jullie) benamen
(gij) beneemt(gij) benaamt
(zij) benemen(zij) benamen
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) beneme(dat ik) bename
(dat jij) beneme(dat jij) bename
(dat hij) beneme(dat hij) bename
(dat wij) benemen(dat wij) benamen
(dat jullie) benemen(dat jullie) benamen
(dat gij) benemet(dat gij) benamet
(dat zij) benemen(dat zij) benamen
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
beneembeneemt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
benemend, benemende(hebben) benomen

Vertalinge

Afrikaanswegneem
Deenstage bort
Duitsfortnehmen; entziehen; wegnehmen; abnehmen
Engelstake away; take
Esperantoforpreni
Fransôter; retrancher
Italiaansritirare
Latynabdere; adimere
Nederduitsvorthalen
Papiamentskita
Poolszabrać
Portugeesarrancar; tomar
Russiesзабирать; забрать
Saterfriesäntluuke; ouruumje; wächnieme
Spaansarrebatar
Wes‐Friesôfnimme