Informasie oor die woord miegen (Nederlands → Esperanto: pisi)

Sinonieme: een plas doen, piesen, pissen, plassen, urineren, wateren, zeiken, sassen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈmiɣə(n)/
Afbrekingmie·gen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) mieg(ik) meeg
(jij) miegt(jij) meeg
(hij) miegt(hij) meeg
(wij) miegen(wij) megen
(jullie) miegen(jullie) megen
(gij) miegt(gij) meegt
(zij) miegen(zij) megen
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) miege(dat ik) mege
(dat jij) miege(dat jij) mege
(dat hij) miege(dat hij) mege
(dat wij) miegen(dat wij) megen
(dat jullie) miegen(dat jullie) megen
(dat gij) mieget(dat gij) meget
(dat zij) miegen(dat zij) megen
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
miegmiegt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
miegend, miegende(hebben) gemegen

Voorbeelde van gebruik

Hij heeft in z’n broek gemegen.

Vertalinge

Afrikaanswater; urineer
Duitsurinieren; Wasser lassen
Engelsurinate; pee; make water
Esperantopisi; urini
Faroëesmíga; pissa
Fransfaire pipi; pisser; uriner
Katalaanspixar
Portugeesmijar; urinar
Spaansmear; orinar; hacer aguas