Informasie oor die woord morsen (Nederlands → Esperanto: disverŝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈmɔrsə(n)/
Afbrekingmor·sen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) mors(ik) morste
(jij) morst(jij) morste
(hij) morst(hij) morste
(wij) morsen(wij) morsten
(jullie) morsen(jullie) morsten
(gij) morst(gij) morstet
(zij) morsen(zij) morsten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) morse(dat ik) morste
(dat jij) morse(dat jij) morste
(dat hij) morse(dat hij) morste
(dat wij) morsen(dat wij) morsten
(dat jullie) morsen(dat jullie) morsten
(dat gij) morset(dat gij) morstet
(dat zij) morsen(dat zij) morsten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
morsmorst
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
morsend, morsende(hebben) gemorst

Voorbeelde van gebruik

Qahura bevochtigde zijn vinger met de op tafel gemorste wijn, tekende een symbool op het blad en begon een toverspreuk te prevelen.
Martin Beck kwam terug met een zakje en ze zaten zwijgend naar het huis te kijken waar Linke zich bevond, terwijl Kollberg at en kruimels op zijn uniform morste.

Vertalinge

Duitsverschütten
Engelsspill
Esperantodisverŝi
Portugeesderramar; entornar; espargir
Saterfriesgräime
Wes‐Friesbargje