Informasie oor die woord tuin (Nederlands → Esperanto: ĝardeno)

Sinonieme: gaard, gaarde, hof

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/tœy̯n/
Afbrekingtuin
Geslagmanlik
Meervoudtuinen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
tuintjetuintjes

Voorbeelde van gebruik

Vroeger werd deze soort als fruitboom ook in tuinen gekweekt.
De lijkschouwer, die bij een raam zat dat over de tuin uitzag, merkte het lichtschijnsel bij de put het eerst op.
Dus de tuin werd toch bewaakt.
Op een ochtend in de zomer stond Tom Poes in zijn tuin van het mooie weer te genieten.
Toen ik de hoorn had neergelegd, ging ik in de tuin werken en probeerde hem te zien door het oog van een ander.

Vertalinge

Afrikaanstuin
Albanieskopsht
Deenshave
DuitsGarten
Engelsgarden
Esperantoĝardeno
Faroëesurtagarður
Finspuutarha
Fransjardin
Grieksκήπος; κύπος
Hongaarskert
Italiaansgiardino
Jamaikaanse Patoisgyaadn
Katalaansjardí
Latynhortus
LuxemburgsGaart
Maleiskebun
Noorshage; have
Papiamentshardin; hòfi
Poolsogród
Portugeeshorto; jardim
Roemeensgrădină; grădină
Russiesсад
SaterfriesAnloage; Tuun
Skotsgairden
Skots-Gaeliesgàradh
Spaansjardín
Sranandyari
Swahilibustani
Sweedsträdgård
Thaiสวน
Tsjeggieszahrada
Turksbahçe
Walliesgardd
Wes‐Friestún
Yslandsgarður