Informasie oor die woord wond (Nederlands → Esperanto: vundo)

Sinonieme: blessure, kwetsuur, verwonding, wonde

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/ʋɔnt/
Afbrekingwond
Geslaghistories vroulik, teënwoordig ook manlik
Meervoudwonden

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
wondjewondjes

Voorbeelde van gebruik

Op dat moment besefte hij dat de wond ernstiger was dan hij gedacht had.
We kunnen de wond dichtbranden met een hete pook.
Hij maakte de wonden schoon en verbond ze, en toen ging hij koffie zetten.
Zijn wond deed veel minder pijn in de middag en toen de avond weer inviel, lette hij er nauwelijks meer op.

Vertalinge

Afrikaansbesering; wond
Albanieslëndim
Deenssår
DuitsVerwundung; Verletzung; Wunde
Engelswound
Engels (Ou Engels)wund
Esperantovundo
Faroëessár
Fransblessure
Italiaansferita
Katalaansferida
Papiamentserida; herida
Portugeeschaga; ferida; ferimento; lesão
SaterfriesFerlätsenge; Ferwuundenge; Seer; Seeregaid; Wuunde
Skotswund
Spaansherida
Sranansoro
Sweedssår
Thaiแผล
Tsjeggiesporanění; rána
Wes‐Friesblessearring; blessuere; wûne
Yslandssár