Sinonieme: gelijk hebbend, juist, terecht, gerechtvaardigd
Woordsoort | byvoeglike naamwoord |
---|
Uitspraak | /ɣəˈɣrɔnt/ |
---|
Afbreking | ge·grond |
---|
Verbuiging
Predikatief |
---|
Attributief | Onbepaald | Manlike en vroulike meervoud | gegronde |
---|
Onsydige enkelvoud | gegrond |
---|
Meervoud | gegronde |
---|
Bepaald | gegronde |
---|
Partitief | gegronds |
---|
Hoewel de twee klachten tegen Gijsen werden ingediend toen de oud‐bisschop nog leefde, zijn ze pas gegrond verklaard na diens overlijden, valt Smeets op.
Zo had ze zich haar niet geheel gegronde reputatie voor eerlijkheid verworven.