Informasie oor die woord gevel (Nederlands → Esperanto: fasado)

Sinonieme: façade, pui, voorgevel, voorpui

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/ˈɣevəl/
Afbrekingge·vel
Geslagmanlik
Meervoudgevels

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
geveltjegeveltjes

Voorbeelde van gebruik

In Den Haag ontstond schade aan de gevel van een restaurant, vermoedelijk door vuurwerk.
Hij bond langzaam zijn paard vast aan de balk die daarvoor tegen de gevel was aangebracht en liep op zijn gemak de hal van het hotel binnen.
Morrend zette Luc zijn fiets tegen de gevel en belde 112.
Ik wil deze zomer wat bloempjes hebben en bovendien heeft de gevel van het paleis een kwastje verf nodig.

Vertalinge

Afrikaansgewel; fasade
Deensfacade
DuitsFassade; Front; Vorderseite; Außenseite; Stirnseite; Schein
Engelsfaçade
Esperantofasado; fruntaĵo
Fransfaçade
Katalaansfaçana; fatxada
Portugeesfachada; frontaria; frontispício; portada
SaterfriesFassade; Foarderfront
Spaansfachada
Sweedsfasad