Sinonieme: aanbreken, aanvangen, ingaan, ertoe overgaan, een aanvang nemen, inzetten, intreden
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈɣɪnə(n)/ |
---|
Afbreking | be·gin·nen |
---|
Vervoeging
Aantonende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(ik) begin | (ik) begon |
(jij) begint | (jij) begon |
(hij) begint | (hij) begon |
(wij) beginnen | (wij) begonnen |
(jullie) beginnen | (jullie) begonnen |
(gij) begint | (gij) begont |
(zij) beginnen | (zij) begonnen |
Aanvoegende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(dat ik) beginne | (dat ik) begonne |
(dat jij) beginne | (dat jij) begonne |
(dat hij) beginne | (dat hij) begonne |
(dat wij) beginnen | (dat wij) begonnen |
(dat jullie) beginnen | (dat jullie) begonnen |
(dat gij) beginnet | (dat gij) begonnet |
(dat zij) beginnen | (dat zij) begonnen |
Gebiedende wys |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
begin | begint |
Deelwoorde |
---|
Teenwoordige deelwoord | Verlede deelwoord |
---|
beginnend, beginnende | (zijn) begonnen |
De legendevorming begon.
Het verhaal van Greenpeace begon toen de Verenigde Staten in 1971 opnieuw een atoomproef wilden uitvoeren op het eilandje Amchitka voor de kust van Alaska.
De film begint.
Elke onderhandeling begint met een luchtig praatje om het ijs te breken, bijvoorbeeld over het weer of de omgeving.
De brand begon in een huis aan de Nieuwstraat.
Ja, dan weet je dat de lente is begonnen.