Informasie oor die woord afsluiten (Nederlands → Esperanto: fini)

Sinonieme: afmaken, beëindigen, besluiten, uitmaken, voleindigen, een eind maken aan, eindigen, klaar zijn met

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfslœy̯tən)/
Afbrekingaf·slui·ten

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) sluit af(ik) sloot af
(jij) sluit af(jij) sloot af
(hij) sluit af(hij) sloot af
(wij) sluiten af(wij) sloten af
(jullie) sluiten af(jullie) sloten af
(gij) sluit af(gij) sloot af
(zij) sluiten af(zij) sloten af
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) afsluite(dat ik) afslote
(dat jij) afsluite(dat jij) afslote
(dat hij) afsluite(dat hij) afslote
(dat wij) afsluiten(dat wij) afsloten
(dat jullie) afsluiten(dat jullie) afsloten
(dat gij) afsluitet(dat gij) afslotet
(dat zij) afsluiten(dat zij) afsloten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
sluit afsluit af
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
afsluitend, afsluitende(hebben) afgesloten

Voorbeelde van gebruik

De Turkse president Abdullah Gül heeft donderdagmiddag zijn staatsbezoek aan Nederland afgesloten.

Vertalinge

Afrikaansbeëindig
Deensfuldende
Duitsbeschließen; enden; beenden; endigen; beendigen; erledigen; vollenden; abschließen; schließen; einstellen
Engelsconclude
Esperantofini
Faroëesenda
Finslopetta
Franscesser; finir; terminer
Italiaansfinire; terminare
Katalaansacabar; finir; terminar
Papiamentsfinalisá; kaba; terminá
Poolskończyć
Portugeesacabar; encerrar; finalizar; terminar
Roemeenstermina
Saterfriesbe‐eendje; besluute; eendigje; eendje; oumoakje
Spaansacabar; terminar
Sweedsfullborda; ända
Thaiจบ; เสร็จ
Turksbitirmek
Wes‐Friesbesljochtsje; dien meitsje; ôfmeitsje; klear wêze mei