Informasie oor die woord kaduka

Woordsoortbyvoeglike naamwoord
Afbrekingka·duk·a

Verbuiging

 EnkelvoudMeervoud
Nominatiefkadukakadukaj
Akkusatiefkadukankadukajn

Vertalinge

Duitsabgelebt; baufällig; gebrechlich; hinfällig; altersschwach; morsch; unsicher; zerrüttet; verfallen; darnieder legend; ungültig geworden; verjährt
Engelsdecayed; decrepit; dilapidated; lapsed; rickety; ramshackle; seedy; void; beat‐up
Faroëesskirvisligur; ússaligur
Finsraihnas
Franscaduc; délabré; infirme; vieux
Italiaansdecrepito
Katalaanscaduc
Nederlandsaftands; bouwvallig; gammel; uitgeleefd; uitgewoond; wrak; in verval
Portugeescaduco; decrépito; frágil
Saterfriesbaufällich; gebräkkelk; kreepelch; oulieuwed
Spaanscaduco; precario
Wes‐Friesútlibbe; útwikelse