Informasie oor die woord passieren (Duits → Esperanto: pasi)

Sinonieme: vorübergehen, vorüberkommen

Uitspraak/paˈsiːrən/
Afbrekingpas·sie·ren
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) passiere(ich) passierte
(du) passierst(du) passiertest
(er) passiert(er) passierte
(wir) passieren(wir) passierten
(ihr) passiert(ihr) passiertet
(sie) passieren(sie) passierten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) passiere(ich) passierte
(du) passierest(du) passiertest
(er) passiere(er) passierte
(wir) passieren(wir) passierten
(ihr) passieret(ihr) passiertet
(sie) passieren(sie) passierten
Gebiedende wys
(du) passiere
(ihr) passiert
passieren Sie
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
passierend(haben/sein) passiert

Vertalinge

Engelspass
Esperantopasi
Faroëesfara; líða
Finsmennä ohi
Franspasser
Katalaanspassar
Nederlandsóverdrijven; overgaan; vergaan
Portugeespassar
Saterfriesfergunge; foarbiegunge; passierje
Spaanspasar; transcurrir